Voor veel mensen is het pensioen een ‘ver-van-mijn-bedshow’. Bovendien doen er nog steeds heel wat foute veronderstellingen en hardnekkige misverstanden de ronde over dit complexe thema. Dat merk je wellicht ook als werkgever. De ene medewerker ligt niet wakker van zijn of haar pensioenspaarpot, terwijl een andere – meestal wat oudere – collega deze materie wel van nabij opvolgt.

Ook voor de beleidsmakers blijft het pensioen een kernthema. In 2024 trad een eerste deel van de federale pensioenhervorming in werking. De hervorming bevat o.a. maatregelen rond de toegang tot het minimumpensioen, de invoering van een pensioenbonus voor wie langer blijft werken, en maatregelen die de gelijkheid tussen mannen en vrouwen moeten versterken.

De pensioenbonus geldt sinds 1 januari 2024 voor wie na de wettelijke pensioenleeftijd blijft werken. De bonus wordt berekend op basis van extra gewerkte maanden en kan oplopen tot enkele duizenden euro’s netto per jaar.

Vraag 1: wanneer gaat je medewerker op pensioen?

Zodra je medewerker de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, mag hij of zij genieten van een welverdiend pensioen. Sinds 1 januari 2025 is de wettelijke pensioenleeftijd effectief opgetrokken naar 66 jaar.
In 2030 stijgt die verder naar 67 jaar.

Een werknemer kan ook vervroegd met pensioen gaan. In 2025 blijft dat mogelijk op 63 jaar, mits een loopbaan van minstens 42 jaar. Bij een lange loopbaan kan het nog vroeger:

  • vanaf 60 jaar met 44 loopbaanjaren

  • of vanaf 61 jaar met 43 loopbaanjaren

Vraag 2: welke spelregels gelden voor het wettelijk pensioen?

Als de wettelijke pensioenleeftijd in zicht komt, kan de arbeidsovereenkomst worden beëindigd volgens de normale opzegtermijnen.
Bij het beëindigen van een arbeidsovereenkomst vanaf de maand na het bereiken van de wettelijke pensioenleeftijd (nu 66 jaar) geldt een maximale opzeggingstermijn van 26 weken.

In de praktijk gebeurt het vaak dat een arbeidsovereenkomst in onderling overleg beëindigd wordt.

Als werkgever hoef je niets te regelen voor het wettelijk pensioen (eerste pijler). De uitbetaling verloopt automatisch via de Federale Pensioendienst.

Vraag 3: hoe bouw je correct een aanvullend pensioen op voor jouw personeel?

Wat de tweede pensioenpijler betreft – het aanvullend pensioen –, moet je als werkgever bepaalde verplichtingen naleven.

Er kan een sectoraal pensioenplan bestaan binnen jouw paritair comité. Je kan er ook voor kiezen om via een ondernemingsplan een aanvullend pensioen te organiseren, bijvoorbeeld via een groepsverzekering.

Wanneer je werknemer met pensioen gaat, gebeurt de uitbetaling automatisch via de pensioeninstelling (verzekeraar of pensioenfonds). Sinds 2024 ontvangen werknemers hun pensioenoverzicht verplicht digitaal via mypension.be (Sigedis).

Vraag 4: welke praktische spelregels gelden bij de opbouw van een aanvullend pensioen?

Bied je een aanvullend pensioen aan, dan wordt dat beheerd door een pensioeninstelling. Je stort periodiek bijdragen (maandelijks of jaarlijks).

Let op: de wettelijke rendementsgarantie die werkgevers moeten waarborgen, bedraagt in 2025 1,75% op de werkgeversbijdragen en 1,75% op de werknemersbijdragen (aangepast jaarlijks op basis van de marktrente, met een minimum van 1,75% en een maximum van 3,75%).

Sommige werkgevers vragen hun medewerkers om een persoonlijke bijdrage te leveren. In dat geval wordt de pensioenpremie afgehouden van het nettoloon en doorgestort naar de pensioeninstelling.

Ondersteuning nodig met jouw HR aanpak?

Onze experts staan voor je klaar en helpen je graag verder met meer informatie over het aanbieden van een pensioenplan aan jouw tijdelijke of vaste medewerkers.

Contacteer ons

Meer blogartikels lezen